DIFLUCORTOLON valeraatLaatste bijwerking : 2018.12.17 |
|||||||||
Synoniem: | |||||||||
Toedieningsweg: | topisch (in associaties) | ||||||||
Klasse(n): | |||||||||
Preconceptie | 0-3 | 4-6 | 7-9 | Perinataal | Borstvoeding | |
---|---|---|---|---|---|---|
(ja) III | (ja) II | (ja) II | (ja) II | (ja) II | (ja) II | |
geen info | geen info | geen info |
De codes gelden voor toepassing over beperkte lichaamsoppervlakte (< 30 g per maand van een preparaat met 0,1% diflucortolon valeraat).
Geen specifieke informatie beschikbaar.
Diflucortolonvaleraat wordt in de huid slechts in geringe mate gehydrolyseerd, en het opgenomen actief bestanddeel is dus volkomen lokaal actief. Na een blootstelling gedurende 4 uur wordt minder dan 1 % van de met de crème aangebrachte hoeveelheid corticoïd geresorbeerd. In het organisme wordt diflucortolonvaleraat snel gesplitst in diflucortolon en valeriaanzuur. Valeriaanzuur wordt opgenomen in het vetzuurmetabolisme; diflucortolon wordt met een halfwaardetijd van ongeveer 4 uur voor 75 % renaal en 25 % biliair geëlimineerd [SKP Travocort 10/2018].
Zoals het geval is voor alle topische glucocorticosteroïden die bij zwangere vrouwen worden gebruikt, is het mogelijk dat de groei van de foetus beïnvloed wordt door de doorgang van het glucocorticosteroïd doorheen de placentabarrière [SKP Elocom 10/2017]. Epidemiologische studies suggereren dat er mogelijk een verhoogd risico op hazenlip (labium leporinum) zou zijn bij pasgeborenen van vrouwen die tijdens de eerste drie maanden van de zwangerschap behandeld werden met glucocorticosteroïden. Hazenlip is een zeldzame aandoening en indien systemische glucocorticosteroïden teratogeen zijn, kunnen zij zorgen voor een verhoging van 1 à 2 gevallen per 1000 vrouwen behandeld tijdens de zwangerschap. Gegevens over het gebruik van topische glucocorticosteroïden tijdens de zwangerschap zijn onvoldoende, een lager risico kan echter verwacht worden aangezien de systemische beschikbaarheid van glucocorticosteroïden die uitwendig toegepast worden zeer laag is. Over het algemeen moet het gebruik van topische preparaten met corticoïden vermeden worden gedurende de eerste trimester van de zwangerschap. In het bijzonder dient men toepassing op grote oppervlakken, langdurige behandeling of occlusieve verbanden te vermijden tijdens de zwangerschap [SKP Advantan 06 2014].
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Tweede trimester:Zie eerste trimester.
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Zie eerste trimester.
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Perinataal (steeds rekening houden met de gegevens bij de actuele trimester) :Geen verdere gegevens zijn beschikbaar.
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Opvolging :Geen specifieke informatie beschikbaar.
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
L?
Na een blootstelling gedurende 4 uur wordt minder dan 1 % van de met de crème aangebrachte hoeveelheid corticoïde geresorbeerd. Het is niet bekend of de systemische absorptie bij topische toediening van corticosteroïden voldoende hoog is om het product in de moedermelk te kunnen detecteren. Vrouwen die borstvoeding geven mogen de crème niet op de borsten gebruiken [SKP Travocort 06 2014].
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Preconceptie | Zwangerschap | Borstvoeding | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
(ja) III | (ja) III | |||||
geen info | geen info | ← Condoom gebruiken / Onthouding |
Geen specifieke gegevens beschikbaar
Geen specifieke informatie beschikbaar.
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Geen specifieke informatie beschikbaar over de overgang via het sperma.
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Wetenschappelijke bijsluiter (SKP Samenvatting van de Kenmerken van het Product)
Geen specifieke informatie beschikbaar.
Geen specifieke informatie beschikbaar.